inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808-1858

poëzie (nr. 400):

Het speenvarken

Iemand, die in de verte zijn schreeuwen hoort,
Zegt: "dat is zeker weer een afschuwelijke mensenmoord."
Je moet het horen om het te geloven.
"Gelukkig," zegt Buffon, "zijn de doven."
Want als men maar even op zijn eksteroog treedt,
Dan gilt hij, alsof hij van geen uitscheien weet.
En als men hem van de borst durft tillen,
Dan maakt hij een lawaai, als ging men hem villen.
Onder 't wandelen loopt hij altijd verkeerd,
En om hem vooruit te doen gaan, trekt men hem bij zijn steert;
Vooral, wanneer hij naar slachters verhuist,
Want aan deze heeft hij natuurlijk een puist,
En als er één wat verkouen is, dan lacht hij in zijn vuist.
En de keukenmeid en 't braaien
Wenst hij zonder omslag naar de haaien;
Want, ofschoon men hem wel op dinees en soupeetjes ziet,
Is het voor zijn pleizier voorzeker niet.
"Enfin,"
Zegt hij, "ik heb veel chagrijn;
"Want mijn papa is een compleet zwijn:
"En hoe kunnen dan zijn kinderen anders zijn": -
Zijn troost is, dat hij nooit geen verdriet
Van zijn eigen kinderen beleeft of ziet;
Want gelukkig heeft hij die niet.

Schrijver: Gerrit van de Linde
Inzender: G.Z, 4 februari 2004


Geplaatst in de categorie: dieren

3.0 met 22 stemmen aantal keer bekeken 2.373

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)