inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 412):

IS HONDERD JAAR GELEÊN

‘t Is honderd jaar geleên,
‘k en was nog niet geboren,
en Gij, o goede God,
Gij wist me, in uw gena;
wat heb ik toch gedaan,
hoe ben ik uitverkoren,
dat honderd, duizend niet
bestaan... en ik besta!

‘k Besta! ‘k Ben eeuwig vast
aan uwe wil gebonden;
Gij ziet mij, die ik niet
en zie, maar kenne en weet:
waar zal ik, honderd jaar
na deze, zijn gevonden,
o eeuwig wezen, dat
mij, sterfling, leven deed?

o Eeuwig, eeuwig oude
onpeilbaar donkere, diepe
afgrondigheid, waarin
mijne oge onvruchtbaar dwaalt,
en niets ontdekken kan,
‘t en ware ik eerst ontsliepe
uit deze blinde nacht,
waarin geen licht en straalt.

Geen licht en geen geloof
en schenken mij de baken,
gezet van mensenhand
mij langs de levensbaan;
Gij lost mij, God, alleen,
terwijl ik levend waken
en zijn mag, ‘t raadsel van
mijn ongevraagd bestaan.

o God wat schrikt mij dan
‘t noodwendig eenmaal sterven,
‘t herboren worden in
uw heilig licht, o Heer;
wat schrikt mij ruste en vreê,
in ‘t eeuwig vrijzijn te erven,
en dit mijn sterflijk lot
te missen immermeer!

Wat schrikt mij pijne en kwaal,
die eindlijk eens zal enden
in vaste onlijdbaarheid,
genoten in uw schoot;
o God, is ‘t dat ik u,
getrouw mag tegenzenden
mijn liefde, mijn geloof,
mijn hope, tot der dood!

1890

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: D.P., 19 februari 2004


Geplaatst in de categorie: religie

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 2.246

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)