inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1922

poëzie (nr. 430):

De perenboom

Langzaam op het schelpenwegje
Bij het geurend rozenhegje
Van haar kleine bloemenhof
Wandelt Aagje, die wat luiert,
En ze plukt, terwijl ze kuiert,
Hier en daar een bloempje af.

Peinst en toeft en glimlacht, even
Luisterend het hoofd geheven,
Of ze hoorde naar een tred....
Bloost en zucht en gaat zich bukken,
Om een onkruidje uit te rukken
Uit het bloeiend rozenbed.

En dan draagt ze in haar mandje
Dit zo ongewenste plantje
Of een schadelijk insect,
Of een wormpje of, een slekje,
Buiten het getralied hekje,
Waar haar tuintje niet meer strekt.

En, terwijl ze daar zo drentelt,
Komt een blaadje neergewenteld
Uit de lage perelaar
Voor de voeten van Agaatje,
Die het langgesteelde blaadje
Vallen ziet, en kijkt er naar.

Komt ze weer de boom genaderd,
Valt er weer zulk groen gebladert
Voor de voeten van Agaat.
Die zich thans toch gaat verbazen,
Dat zo zonder windeblazen
Hij zijn blaadjes vallen laat.

Is de herfst alree gekomen?
Valt het zomerblad der bomen
Gaaf en groen en onverdord,
Waar gewoonlijk toch het lover
Hangen blijft de zomer over
Tot het welhaast winter wordt?

Is het soms een boze ziekte,
Die de boom zijn groengewiekte,
Stille vlinderkens ontrukt?
Houdt zich iemand soms verstoken
In die boom, die weggedoken
Tussen 't groen, de blaadje plukt?...

Langs het geurend rozenhaagje,
Op het schelpenpad loopt Aagje,
Met een lachje om de mond,
Naar de bladerkens te kijken,
Die al draaiend nederstrijken
Voor haar voeten, op de grond.

Schrijver: Jacqueline van der Waals
Inzender: S.B., 15 april 2004


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 3.263

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)