aan een kindeke
Ik had zo geern uw wiegeken
Met blommekens getooid;
Zo geren om uw hoofdeken
Wat verzekens gestrooid;
Maar somber zijn mijn bloemen, kind,
en triestig zingt mijn lied.
Gij in uw sneeuwen beddeken,
ge kent nog geen verdriet.
Wat zou daar om uw koppeken,
wat kàn daar anders zijn
Dan woordjes van uw moederken
En strikskens van satijn?
Maar toch, 't en zegt geen windeken,
hoe 't leven u zal gaan;
Gij zijt zo'n klein bros droppelken
Op rode roze-blaân.
Ontluiken zal uw herteken
En lieven, zoals ik;
En lieven in een lachje, kind,
en lieven in een snik.
O! Mocht alleen om zieleschoon
Dat hertje bloeiend zijn
En mocht uw zon, o kindeken,
niet sterven als de mijn.
Wees welkom in het huizeken,
waar leed in liefde smelt;
Wees welkom, madelieveken,
in 't dorre distelveld.
Och, alles wordt weer goed door u:
De doornen worden zacht,
wanneer een kindermondeken
Doorheen de distels lacht.
--------------------------------------
uit: Vondelingskens (1926)
Inzender: Redactie, 7 november 2023
Geplaatst in de categorie: kinderen