inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1834 - 1875

poëzie (nr. 504):

De vluchteling

De najaarszon zonk achter
Het donker dennenbos,
En wemelde in de stammen,
En schitterde op het mos.

De vluchtling aâmde dieper,
Hij aâmde vrije lucht,
Hij brak door braam en blâren,
En slaakte een zware zucht.

Hij glimlacht als hij weder
Zijn strooien dakje ziet,
En dwingt terug de trane
Die voor zijn blikken schiet.

Hij komt: hij ziet zijn moeder,
Maar zijne zuster, ach!
Zij kwijnde gans de zomer,
En stierf die zelfde dag.

Hij stapte zwaar en zwijgend
Tot voor haar sponde in huis,
En zegende de dode
Op 't voorhoofd met een kruis.

En over 't eenzaam huisje
Zonk 't duister van de nacht,
Totdat de nieuwe morgen
Er nieuwe rampen bracht.

De doodsklok bromde 's ochtends
Voor 's meisjes dood al vroeg,
En weer bij 't avondnaadren
Toen men in 't graf haar droeg.

Haar broeder knielde neder
Op de bedauwde grond,
Een weemoedvolle glimlach
Beefde om zijn bleke mond.

De meisjes uit het dorpje
Versierden stok en staf,
En hechtten ene krone
Op 't terpje van haar graf.

Men ving de vluchtling weder,
Men sloot de kerker dicht.
Geen mens weet thans het plekje,
Waar hij begraven ligt.

Gedichten, 1870

Schrijver: Rosalie Loveling
Inzender: T.F., 23 augustus 2004


Geplaatst in de categorie: overlijden

3.0 met 8 stemmen aantal keer bekeken 2.485

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)