inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1860-1932

poëzie (nr. 5.021):

Het lied der arme klanten

"Wij zwervelingen zonder land
Wij zijn maar arme klanten;
Wie meer geld hebben dan verstand,
Die mogen lanterfanten.
Wij springen hoog, wij springen laag
Wij moeten 't loodje leggen;
We dansen met een lege maag...
De centen, die gezeggen.

Van oudsher was de koning baas,
Van wege onze zonden;
Nu is hij maar een houten Klaas,
En heeft zijn baas gevonden.
Wie er al kroon of scepter draag
En louter gouden kleren,
Al springt hij hoog, al springt hij laag
De centen, die regeren.

Voor 't leger staat de generaal,
En leert de mensen moorden,
De dappere helden allemaal,
Ze vliegen op zijn woorden.
Toch heeft hij met zijn gouden kraag,
Geen donder te beweren;
Al springt hij hoog, al springt hij laag -
De centen commanderen.

Waar leit ons land, waar staat ons dak?
Wij leven van de gunsten.
Voor wie maar centen heeft op zak,
Vertonen we onze kunsten.
Maar breken we ten lest de nek,
Dan kunnen we ook wat krijgen;
Een mondje vol, een lekker dek,
En 'n hoekje voor ons eigen."

------------------------------------------------
uit: De kleine Johannes, deel 2 (1905)

het loodje leggen : aan het kortste eind trekken
scepter: staf
leit: ligt
ten lest: op het laatste
-------------------(1905)

Schrijver: Frederik van Eeden
Inzender: Redactie, 29 juli 2023


Geplaatst in de categorie: filosofie

3.0 met 17 stemmen aantal keer bekeken 2.762

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)