Zalige dood der kinderen
Gezegend is de dood der kinderkens genettet*
In Christi* bloed en Geest van 't aangeboren kwaad.
Zij sterven onbelast van wrevelige* daad,
Des werelds ijdelheid en heeft ze niet besmettet.
Haar lichaam in de rust wel vroege werd gezettet,
De ziel van waar ze kwam terstond weer henen gaat,
Zij zien van Godes Zoon het minnelijk gelaat,
Ontbonden van wat hier de zaligheid belettet.
Gelukkiger dan wij, die 't kranke* vlees en bloed
In zonden ongeteld doet snevelen* de voet
Zo lange wij, helaas! in deze hutte* wonen.
O kleine schaar, in eer de engelen gelijk
Wel haaste wordt gij groot in 't zoete hemelrijk;
Want kinders hebben daar het recht van oudste zonen.
__________________________________________________
genettet - netjes schoon gewassen (van het kwaad)
Christi - (bloed) van Christus
wrevelige - zondige
kranke - zwakke, zondige
snevelen - struikelen
deze hutte - deze behuizing (van de ziel): ons lichaam
Over-Ysselsche Sangen en Dichten (1630, 1634 2de vermeerderde druk.)
Schrijver: Jacobus ReviusInzender: JM, 31 oktober 2004
Geplaatst in de categorie: religie