’T ZIJN STERKE BENEN, DIE WEELDE DRAGEN
Wanneer het ijzer gloeit te midden in de kolen,
Bevochten van de vlam, en in het vuur verholen,
Dan buigt het als een was, maar raakt ’t in het nat,
Straks* heeft 't wederom zijn harde aard gevat*.
Hoe dwee* is ons de ziel, wanneer gewisse* slagen
Ons treffen aan de geest, of in de leden plagen!
Wij leven naar de tucht zo lang de roede slaat:
De mens is allerbest wanneer ’t hem kwalijk gaat.
------------------------------------------------
Straks - onmiddellijk
gevat - aangenomen
dwee - gedwee, volgzaam
gewisse - krachtige
Sinne- en minnebeelden (1627)
Schrijver: Jacob CatsInzender: I.K., 10 maart 2005
Geplaatst in de categorie: moraal