NIEUW LIEDEKE
(Wijze: Phoebe Qui Mesme Jour Etc.)
Als ik in mijn gedacht’
Der scheps’len aard doorschouw,
‘k En vind geen meerder macht
Als ’t vermogen van de vrouw,
Die met haar gezicht
’s Mans moed* verlicht
Van haar* last, van haar leid*
Van haar smart, van haar smaad,
Van haar kwaal, van haar kwaad,
Van haar hoon, van haar haat,
Die zich ter vlucht verspreidt*
Door een zwenkje* van haar vriendelijkheid.
O vrouw! O ’s wereld pracht!
O aardrijks praal en pronk!
Gij smoort der reuzen* kracht
Met een minnelijke lonk.
De moedigste held
Of man in ’t veld,
Die verschrikt, die verschiet,
Die verbleekt, die verblauwt,
Die verloomt, die verlauwt,
Die verflouwt*, die verflauwt,
En zakt in zoet verdriet,
Zo haast* als hij uw schone ogen ziet.
De koning vol geweld*
Of d’ allergrootste prins
Van mogendheid en geld
Is nietig, blij en kinds*
Al schijnt hij verwoed
Of groots* van moed
Op zijn macht, op ’t gebiên,
Op zijn staf, op zijn staat,
Op zijn rijk, op zijn raad,
Op zijn deugd, op zijn daad,
Op zijn land, op zijn liên*.
Hij wordt gedwee door ’t vrouwenbeeld te zien.
Is ’t te verwonderen dan
Dat ik verwonnen* ben,
Daar dwinger noch tiran
Geenszins bestaan en ken*?
Al waar’ ik een graaf,
Ik werd een slaaf
Van de vrouw die ik min,
Die ik lief, die ik loof,
Die ik strook*, die ik stoof*,
Die ik huis, die ik hoof*
In mijn ziel, in mijn zin:
want in mijn hart, daar woont een jonkvrouw in.
-----------------------------------------------
*moed = gemoed
*haar = zijn
*leid = leed
*zich...verspreidt = zich op weg begeeft
*zwenk = wenk, vluchtige blik
*reuzen: misschien een verwijzing naar de oudtestamentische held Simson
*verflouwt = verflauwt
*zo haast = zodra
*geweld = macht
*kinds = als een kind
*groots = trots
*liên = lieden, mensen, personeel
*verwonnen = overwonnen
*daar...ken = waar zelfs een ...het niet kan bolwerken
*strook = streel, aai
*stoof = verwarm, koester
*hoof = onthaal
Grote bron der minnen(1622)
Schrijver: Gerbrand BrederoInzender: Lau Kanen, 22 maart 2005
Geplaatst in de categorie: vrouwen