inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1587 - 1679

poëzie (nr. 667):

OP DE DOORLUCHTIGE ZEGE VAN GRONINGEN

Anno 1672

Alias inter caput extulit urbes
(Haar hoofd steek boven dat der andere steden uit)

O, Groningen, pilaar en hoofdstad van de Friezen!
Vanwaar begint men best t’ ontvouwen uwe lof?
Uw bouwheer Grunus moet u tot zijn wijk verkiezen,
Zo vroeg vóór Christus’ komste, en bouwde hier zijn bof;
Of liever, zo men zegt, de broer van ’t hoofd der Franken
Ontworp u, arm en slecht. Nu, zestig jaar geleên
En nog vijf honderd, moet gij uwe stichters danken,
Die u bevestigden met toornen, graf, en steen;
Maar namaals, aangegroeid in macht en burgerijen,
Ontzaagt ge min ’t geweld, en proefde menigwerf
Het wisselbare lot des oorlogs onder ’t strijen,
Doch nooit met meer gevaars van ’t uiterste bederf
Dan toen de Keurvorst en de Vorst van Munster t’ zamen
Gesterkt met Franse macht, u vielen op het lijf,
Met gloênde kogelen u overstulpen kwamen,
En teffens oud en jong en maagd en man en wijf
Zich kwijtende, noch storm, noch doodsgevaar ontzagen,
Tot dat de vijanden verlieten uwe wal,
Na zulk een zwaar verlies en droeve nederlagen,
Waarop de zegegalm zich uitspreidde overal.
Uw schermheer Ravenhoofd, hebt gij, naast God, te loven
Voor uw behoudenis. Dees terger van de dood
Bewaakte u, tot dat gij het onheil kwaamt te boven,
En stond de stormbui uit van bommen, vuur, en lood.
O, Groningen! uit het puin en stof en as verrezen,
Vergeet de weldaad niet, die God heeft bewezen.

Schrijver: Joost van den Vondel
Inzender: JM, 21 april 2005


Geplaatst in de categorie: woonoord

4.0 met 15 stemmen aantal keer bekeken 5.196

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)