inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1887 - 1939

poëzie (nr. 663):

O droom, die in een slapeloze nacht

O droom, die in een slapeloze nacht
Verschenen zijt voor wakkre brandende ogen.
Gij naamt uit mij vorm en bestaansvermogen.
'k Heb u verwekt en smartelijk voortgebracht.

Eindelijk zie ik, bang, de late pracht
Van uw gelaat, o zoon, mij toegebogen:
Trillende wimpers over tintlende ogen,
Zo warm en diep en donker als de nacht.

Er moet veel eenzaamheid en lijden komen,
Eer wij ons troosten mogen met de dromen,
Die als een lichten uit ons molm ontstaan.

Wj liggen machtloos in het rustig duister,
En, moede, zien wij moedig naar de luister
Die uit ons opglanst..., maar we zijn vergaan.

------------------------------------------------
tweede gedicht uit de cyclus: De gedroomde zoon

De lichtstreep (1926 - 1928) II De gedroomde zoon (1928)

Schrijver: Willem de Merode
Inzender: JM, 23 april 2005


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

4.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 2.162

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)