Het liedje mijner kindsheid
Wat in de kinderjaren
Het harte boeit en tooit,
Blijft eeuwig in 't geheugen,
En men vergeet het nooit.
Als men 't eenvoudig liedje
Van mijne kindsheid zingt,
Dan denk ik aan de liefde,
Waarmede ik was omringd.
Dan denk ik aan de stemme,
Die 't liedje klagend zong,
Wanneer de zonne daalde,
Wanneer het maantje blonk;
Wanneer de sterren schenen,
Wanneer de zwaluw zweeg,
En alles op de buiten
In zachte sluimring zeeg.
Het lied weerklonk zo troostend
In halve duisternis,
Gelijk de zucht van 't windje
In 't hangend waterlis.
Het wiegde 't hart in ruste,
Gelijk het zoet gezang
Van 't klokje in de verte
Bij zonnenondergang.
O, zachte en stille tonen!
Gij hebt mij vaak ontroerd,
En in vervlogen dagen
van heil terug gevoerd.
O, oud, eentonig liedje,
Hoor ik u thans niet meer,
Toch klinkt gij in mijn harte,
Zo helder als weleer. -
1854
Schrijver: Virginie LovelingInzender: JM, 29 december 2005
Geplaatst in de categorie: tijd