inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1898 - 1936

poëzie (nr. 863):

DE VRIENDINNEN I

’t Begon op een zomernacht, bijna toevallig:
Terwijl zij zich aan het venster koelde,
Droomde haar lieveling bang en woelde
Zich bloot. Zij vond haar, omziend, bevallig:

De handen naast ’t hoofd geperst in ’t kussen,
’t Dek afgegleden, de knieën hoog
En zelve in zachte boog. Zij wilde kussen,
Zacht, dat ze niet ontwaakte, maar ze bewoog

Toch, en kreunde als in een droom gevallen,
Ontstellender nog; zij heeft haar toen gewekt,
En de leden die zij lijden zag in felle
Angst met haar groter lichaam toegedekt.

’t Was niet haar schuld, zij had het niet bedoeld.
Wanhopige verrukkingen ontstonden.
Zij wist niet meer hoe ze vroeger bestonden,
Zo dicht bijeen. Had geen dit ooit gevoeld?
Nu werden ze anderen in één hevige stonde.

Zij voelden zich ineengevlijd, een kus, en
Tegelijk geschokt in bevredigd snikken.
Vergeefs hielden zij een sluier tussen
Beiden, in te overstelpende ogenblikken.

In ’t licht, vervreemd, zag zij haar lievling weer:
Zij lag achterover en sloeg haar gade,
Die overeind stond, mijmerend na de
Eerste nacht, de armen hoog, ’t hoofdje beschouwend neer.

Archipel IV(1923)

Schrijver: Jan Jacob Slauerhoff
Inzender: adm, 19 april 2006


Geplaatst in de categorie: vrouwen

3.0 met 15 stemmen aantal keer bekeken 4.017

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)