GEZICHTEN MIJNER DOOD
Gezichten mijner dood, ik draag in mij
De klare blikken van uw teedre heerschappij,
En ’t warme strelen van uw glijdende gewaden…
Ik ken u niet, maar ben in u verblijd,
Want gij blijft jeugdig door de tijden, en de tijd
Breidt om uw haren heen de zachste dageraden.
Ik min u. Ge zijt mijn; ik leef, ik léef van u,
Gij, die mijn dagen als een bed spreidt, en zo luw
De aêm van uw nadering laat waren om mijn slapen…
- Ik wilde rústen; maar ik zie uw ogen staan
Zó onbegrepen-goed met droeve vreugd belaên
dat ik voor éeuwig in uw vrede nú wou slapen…
Gij komt. Ge zijt de beelden van mijn záchte dood…
Hoe jóng zijt gij! Ik zie hoe zich uw mond ontsloot
voor ’t simpel woord dat deze nieuwe vrede beidde…
Ik ben zo lícht. Ik ben een knaap die needrig gaat
In ’t zoete wenken van uw goêlijk-wijze raad;
En mijn nieuwe jeugd die ademt aan uw zijde.
Verzen ener ziekte (Het vader-huis 1903)
Schrijver: Karel van de WoestijneInzender: Redactie, 14 maart 2020
Geplaatst in de categorie: ziekte