inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1864 - 1924

poëzie (nr. 11):

Ik liep 's avonds door mijne stad

Ik liep 's avonds door mijne stad,
Het water zwartvloerig, elk huis had
zich van boven tot onder met rouw behangen,
dat was zo mijn verlangen.
En voor alle ramen zaten
mijn onderdanen naar me te zien,
ze hadden het donker gelaten
om me te beter te kunnen zien.
En midden op een plein
wou ik alleen zijn,
ik heb mijn herauten verzonden
naar alle ronde.
Den rode hoorde ik zingen
veraf en met zijn zwingen
karmijnrood kleppren hard,
het rode was nu zwart.
En er sloeg een zwarte brand uit
veraf, de vlam stak zijn hand uit,
daar was een vrouwegeschreeuw,
woorden als vonken sneeuw.
Ik zat eenzaam te kijken
uit het donker naar het prijken
der vlam en het deed me zeer,
langzaam kwam 't donker weer.
En waar de gele was gegaan,
verscheen hij hoog als de geele maan,
de huizen en al de daken
zwart bij het geel afstaken.
De huizen kregen een valse schijn
van schoonheid of ze van ebbenhout zijn
met lijsten vlammend van goud,
ivoren balken geel en oud.
En vrouwen kwamen uitsteken
het hoofd uit ramen, ze keken
en spraken wat woordjes fijn
en vals zooals munten zijn.
En mannen kwamen met koppen
vooruit uit de stedesloppen,
het rode dikke werd geel,
zeien woorden zwart en veel.
Ik zat heel stil en recht,
mijn onderdanen zijn slecht,
dacht ik, ik ben alleen —
ik voelde me trots en tevreên.

Verzen(1890)

Schrijver: Herman Gorter
Inzender: G.H., 25 oktober 2001


Geplaatst in de categorie: adel

3.2 met 24 stemmen aantal keer bekeken 3.246

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
natalie
Datum:
26 oktober 2001
Email:
foreversweet`7hotmail.com
ik vind dat je meer jonge kijkers moet trekken
en gedichten die niet zo oudbollig zijn
natalie

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)