De bergwerker
Diep in der aarde gheheimen schoot
Hamert ende beitelt de cnape.
Opdatti silver ochte lood
den meestere samenschrape.
Dat lampkein werpert door die mijn
Een naer en doodsch ghefloncker,
Terwijl een heldre morgenschijn
Opclaret sijns herten doncker.
Hi pijnst aan meesters bloeiende kint,
Hi dencket dier schoone maghet,
Die hi so tederlicken bemint
Die hem so wale behaget.
Ende waer die clocke ter kercken luudt
Dicht bider groenen linde
Daar biddet in anxten de jonghe bruut,
Veur heuren troubeminden.
Dies duncket hem der aarden schoot,
Verwandelt in bloemighe dreven,
Dies siettie met goud ende roosenroot
Omgeven zijn jeugdig leven.
Daar schieten op eens uten diepen grond,
Der wateren woeste golven,
Die hebben dat blide herte terstond
Met al sire hoope bedolven.
Inzender: Theo Dirksen, 18 mei 2007
Geplaatst in de categorie: liefde