Afscheid II
Ik ga op weg
en laat mijn huis
verdonkren
in het avondrood
- o, ga niet weg,
de nacht is groot.
Ik kan niet blijven
lieveling,
de dood ontbood mij
tot zijn kring;
vergeef mij
dat ik achterlaat
wat ik zozeer
heb liefgehad:
mijn huis, mijn stad,
mijn kleine straat
en u
mijn eigen hart,
ik hoor een lied
een grote stem.
- zijt gij dan niet
van mij?
. . . . . . van hem.
o, vrouw die
eenzaam achterblijft
in het verwaaiend
avondrood
o dood, o stem
de nacht is groot
en sterk de stem
die tussen slaap
en morgenrood
roept uit het
nieuw Jeruzalem.
Tweede periode VIII (1929-1939)
Schrijver: Hendrik MarsmanInzender: Redactie, 21 oktober 2020
Geplaatst in de categorie: afscheid