inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 1.111):

Z A A I D H E D E

Aarde, laat uw' lenden open-,
onder schare en riester, gaan;
laat de zaaite, erin gedropen,
regen, locht en zonne nopen
om, gekeend, weer op te staan.

Doch, wat zal ‘t der zaaiten baten,
regen, locht en zonneschijn:
arbeid, in en uit der maten;
's mensen doen en ‘s mensen laten,
heet ze God niet leefbaar zijn!

Grimme nachten, bange dagen,
nat en droge, koud en heet,
wolkenbreuken, donderslagen,
mussen, wormen, hagelvlagen
staan, onwillig, al gereed..

Hoe dan zult gij, arme kenen,
leven kunnen, ongestoord,
die nu zit in ‘t land verdwenen,
vast en veilig, als gij henen-,
eenmaal, uit der molden boort?

Here God, die hebt geschapen
levinge ons, in de aarde, ‘n laat
niet, wanneer de zaaiers slapen,
over nacht, des vijands knapen
deren ‘t ingezaaide zaad!

Vogelnebben, hoendertenen,
wormen, onkruid, allertier;
hagelslag en donderstenen,
grijmtauwe, ate en roest, medenen,
scha en water, scha en vier:

Al zo waar als God, verrezen
van de dood, is opgestaan,
moet het altemaal, na deze
krachtloos op dit koren wezen,
‘t geen de vijand heeft gedaan.

Rijmsnoer (oktober 1897)

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: Redactie, 13 oktober 2007


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 1.914

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)