inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1898 - 1936

poëzie (nr. 3.576):

De dwangarbeiders

De koelies kermen op de zwarte kaden
Onder de Zuid-Chinese zomerzon,
Met plompe zak of zware ton beladen,
Eenzelfde zang van Sjanghai tot Kanton.

Zij zijn maatvast en doen de laadstok deinen
Het ritme van hun draftred doet 't gewicht
Half zweven door de lucht, de schouderpijnen
Zijn minder onverdraaglijk, bijna licht...

Zij leven, eten, slapen op de lichters,
Eten verslindend, slapen zwaar in zwijm.
Terzelfdertijd zitten de ijdle dichters
In 't koele theehuis, tuk op maat en rijm.

‘Het leven op de sterren loopt uiteen;
Hoe zoet is dat dier wezens bovenaards.’
Neen, het gebeurt in één land, vlak bijeen.
't Theehuis ligt bij de stad, iets stroomopwaarts.

‘Maar als de koelies keren van de kaden,
Worden de dichters in hun kit vermoord?’
Neen, nog niet eens benijd om de genade,
Zomin als de gehangnen om hun koord.

En juist gezien, van ver uit het heelal,
Oefnen die beiden 't zelfde ambacht uit:
Die slaven slepen last van schip naar wal,
De anderen van stilte naar geluid.

In ritmen zoeken beiden de verlichting
Van de onbewegelijk te zware last:
De koelie viel, die stilstaand dit gewicht ving,
En gek werd men van woorden stilstaand vast.

De koelies werpen af en zijgen neer,
Zwijgen en eten, zijn verlost voor uren;
Des dichters foltering neemt nooit een keer
En zonder pooz' moet hij zijn doem verduren.

Vanaf 't gevloekt uur dat hij is geraakt,
Is hij bezeten, gaat het door hem heen;
De stilte omvat hem, woord na woord ontwaakt,
Eist ritme, en hij draagt, draagt tot zijn steen.

Al dwalend (VII Dichterlijke vrijheden)

Schrijver: Jan Jacob Slauerhoff
Inzender: Redactie, 26 maart 2019


Geplaatst in de categorie: wereld

3.2 met 10 stemmen aantal keer bekeken 2.618

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)