De schim van P.C. Hooft
Ik heb de schim des drossaards aangeschouwd.
Groot schreed hij voort, het lokkig hoofd omblonken
Van ronde gloed en geluw-glanzend goud,
Gelijk een god, in mijmerij verzonken.
Hoog, van de schoudren opwaarts, rees zijn leest
De schaar te boven, die, van vreugde dronken,
Bijeengevloeid was tot zijn heugnisfeest.
En waar zij hem bewondering betaalde,
Loech hij de hemel aan, der zonne 't meest,
Die weder-lachte en alles over-straalde.
Een minnedicht speelde om de fijne mond,
Doorhonigd van gezang; uit de ogen daalde
Zijn schalkheid, die geen droefenis verstond.
En over 't welvend voorhoofd der gedachten
Waarde ene waarheid, zwevend nog en bont,
Waar 't klare woord en de effen verf op wachtten.
Dus trad hij aan, in onrust-zwangre rust,
Daar langs zijn fulpen dos de blikken lachten
Der zon, die hem tot dichter heeft gekust.
En zo ontving, wiens roem deez' dag vervulde,
Op 't grauwe slot - zijn woonstede - onbewust,
De dank zijns lands, der eeuwen eeuwge hulde.
Gedichten
Schrijver: Jacques PerkInzender: Redactie, 19 december 2018
Geplaatst in de categorie: idool