inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1856 - 1936

poëzie (nr. 4.423):

De schoonheid

Schoon ben ik, stervelingen, gelijk een droom van steen.
Mijn boezem, waar zich beurt aan beurt elk schepsel wondde,
houdt alle dichters door een liefde aan mij verbonden
eeuwig gelijk de stof, stom als de stof meteen.

Een onbegrepen Sfinx zetel ik in ’t azuur,
ik paar een sneeuwen hart aan zwaneblanke leden,
het lijnverplaatsende gebaar blijft mij gemeden,
ik stoor door lach noch traan de rust waarin ik tuur.

De dichters doen aldoor voor mijn verheven standen,
die ik te ontlenen schijn aan trotste beeldenkunst,
hun harten nacht en dag in harde studie branden.

Want om dat willige volk te boeien aan mijn gunst
heb ik twee spiegels die elk ding schoner doen schijnen:
mijn ogen, mijn grote ogen, met hun eeuwge schijnen.

Vertaling door Albert Verwey van een gedicht van Charles Baudelaire

Schrijver: Albert Verwey
Inzender: adm, 26 oktober 2021


Geplaatst in de categorie: kunst

3.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 1.840

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)