LIED
Stemme: Ik heb de groene straten
Die zonder hoop moet minnen,
Die is er ellendig aan,
Die dwarlen al zijn zinnen
In ijdelheid en waan.
Ik spreek, laas! uit verzoeken,
Want ik heb ‘t zelfs verzocht:
Dus mag ik wel vervloeken
Mijn dwaasheid onbedocht.
Zou men wel zotheid vinden
Zo groot (helaas!) als mijn,
Die min en lang beminde
Die mij niet eigen kan zijn?
Ik min en heb verkoren
Die ’k met behagen zag,
En ik weet van te voren,
Dat ik ze niet krijgen en mag.
Nochtans voel ik mijn drijven
Van zeker tocht tot haar,
Dewelke mij doet blijven
Een hopeloos minnaar.
Want veel die mij wel gunden,
Ten minste in de schijn,
In plaats van ware vrunden,
Laas, mijn vijanden zijn.
Daarom waar ‘t wel van noden,
Dat ik mijn doorheid kwaad
Met rede eens ging doden;
Maar ach! mijn hart, wat raad?
Geen dwang en kan afschrikken
Mijn al verwonnen zin,
De lusten mij verkwikken
In mijn bespotte min.
Die wijslijk niet kan delven
Zijn zotte ijver snood,
Die martelt, laas, zichzelve
Met een langzame dood.
Die hier zijn zinlijkheden
De toom geeft volle ruimt,
Of die mint zonder rede,
Zichzelf met mij verzuimt.
--------------------------------
--------------------------------
Aan – aan toe
IJdelheid – vruchteloosheid
Verzoeken – ondervinding
Verzocht – ervaren
Mag – kan
Tocht – verlangen
Doorheid – dwaasheid
Al verwonnen – geheel overwonnen
Delven – begraven
IJver – begeerte
Verzuimt – ten gronde richt
Bredero's Liedboek
Schrijver: Gerbrand BrederoInzender: Redactie, 9 juli 2020
Geplaatst in de categorie: emoties