En zo het dan een waan is
I
En zo het dan een waan is te geloven
Dat liefde ons eens allen verlossen zal
En haar zegen oneindig gaat te boven
De krachten van verderf in het heelal; -
Te geloven, dat de duistere demonen
Die huizen in het menselijk gemoed
En alles wat ademt, en leeft, bewonen,
Haar, overmand zullen valle' eerst te voet, -
Zo wil ik liever leven in die waan
Waar zoveel dappre daden aan ontsprongen,
Die heeft zoveel verslaagnen opgericht,
Wiens lof zoveel bezielde dichters zongen,
Dan eenzaam, verbeten en verbitterd staan
In wreder waarheid onbarmhartig licht.
II
Maar 't is niet waan en dat weten wij allen
Voor wie genade op hun levenspad
Het milde licht ener waarheid deed vallen
Waarvan hun hart nimmer de glans vergat; -
Die nooit haar warmte in hun hart ontbeerden
Voor wie iedere beet die hun mond at,
In zoete kracht en zaligheid verkeerde
Omdat de liefde haar gezegend had.
Al is de mens van nu nog zo verdorven
Van verbeelding, zo verhard van gemoed,
Ook voor hem is Christus aan 't kruis gestorven,
Zijn ziel ontsprong aan Gods eeuwige klaarheid.
Daarom kunnen wij roemen in de waarheid:
De waarheid is niet beter; zij is zoet.
Inzender: Redactie, 5 januari 2020
Geplaatst in de categorie: religie