inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1878- 1929

poëzie (nr. 3.868):

Uw eenzaamheid

‘Uw eenzaamheid? Gij zijt als die wolvin.

‘Zwijmlend van honger, en van moederschap
bliksmen-verblind en 't ingewand doorflitst,
heeft, bij de trill'ge guurt van winter-nacht,
in 't gladde leem van een doorweekte sloot,
deze wolvin, al hare tanden bloot,
geworpen zeven jongen, schicht aan schicht.

‘En in de nacht heeft niemand haar gezien,
en geen geluid is in de nacht van haar.
Zij ligt. Zij beeft. Traag likt ze hare wond.

‘Maar in een verre wijdte, de einders rond,
op elke hoeve snuift, aan 't eigen hok
geketend - en ze snokt haar kele toe -,
snuift teef aan teef de geur dier moeder op.
Haar kranke weelde schiet de flanken door;
begeert dooradert de ogen; dof gemor
wordt huilen, hoeve aan hoeve, vert aan vert.
Zij liggen aan de band. Hàar lijf is hól...

‘- Uw eenzaamheid? Werp uwe kindren, gij!’

Schrijver: Karel van de Woestijne
Inzender: Redactie, 23 april 2020


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

3.0 met 7 stemmen aantal keer bekeken 2.058

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)