inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1947

poëzie (nr. 1.689):

Zomermorgen

Wit als tulpen zijn haar handen,
Rood als rozen haar gezicht;
Warmer dan op morgenlanden
Ooit de zon, haar ogen branden
Liefdevol op mij gericht.

Ja! haar ogen tintlend stralen!
Venus' licht heeft minder gloed,
Waar zij laat in 't West gaat dalen,
Maar ... de zaligste verhalen
Zijn het, die haar stem mij doet,

Als ik tot haar neergebogen
Zeg, dat háár mijn hart begeert,
En, door zelfde drang bewogen,
't Hart haar 's werelds zoetst vermogen:
't Kussen van liefs lippen leert.

Ik weet ook wel meerder dingen
Waar ik niet van spreken mag;
Zilverwitte Mei-seringen,
Die de lucht van geur doordringen
In de zoele voorjaarsdag,

'k Zag ze in 't bos, een zomermorgen,
Bloeie' op hals en schouderblond;
't Maagdlijk hart had duizend zorgen,
Toen, wat ieder bleef verborgen,
't Oog van de geliefde vond.

Wonder, wonder om te aanschouwen
Lichaamsblank in 't witte kleed,
"Schoner" dacht ik toen zijn vrouwen
"En wat zij verborgen houen
"Dan welk werelds schoon ik weet."

"Schoonst" — maar 'k vrees: zij mocht dit lezen:
Is mijn woord te ver gegaan?
Heb ik, wat voor mij moest wezen,
't Teederst van haar schuchter wezen
Roek'loos anderen verraân?

'k Denk: zij zal het mij vergeven,
Dat ik het niet zwijgen kon;
Wat mijn hart van vreugd deed beven,
'k Heb het bevend neergeschreven,
'k Moest het in mijn lied doen leven
Zó als vogels in de dreven
't Lief bezingen voor de Zon.

Schrijver: Frans Bastiaanse
Inzender: Redactie, 11 juni 2011


Geplaatst in de categorie: liefde

3.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 736

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)