inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1741 - 1804

poëzie (nr. 3.746):

De verblijde vader

Wijs: Wat is het schoon het Menschdom te beminnen.


Wat heb ik daar een schone zoete jongen!
'k Weet haast niet wat ik door blijdschap doe.
'k Heb nooit zo veel, of zo verheugd gezongen;
'k Heb niet geslapen en ben toch niet moe:
Een lief mooi jongske in deugd en eer,
Is alles wat ik op aarde begeer.

Daar ligt het nu met bei zijne oogjes open;
Moedertje lief 't is of 't uw oogjes zijn.
Mijn Keesje is voor geen huis vol geld te kopen:
'k Heb nog een flesje van de bruiloftswijn,
Daar drink ik van, mijn kindje ter eer;
'k Heb alles wat ik op aarde begeer.

Baker, ei kom, mijn kind begint te krijten!
Zeg mij eens, komt dat ook al van het zuur?
Mijn wijfje lief, o wat zou dit mij spijten;
Eet toch niets wat dus strijdt met zijn natuur!
Lieve zoete jongen, wat is hij nog teer!
't Is over, ei zie, daar slaapt hij alweer.

Wat is 't hier stil en zindlijk op dees kamer!
Nu mijn lieve wijfje, hou nu wat rust.
'k Hanteer nu ook de beitel en de hamer,
Met meerder krachten, en groter lust:
Een lief mooi jongske in deugd en eer,
Is alles wat ik op aarde begeer.

Ik leg hem weer in 't wiegje en laat hem slapen.
Wat ligt dat schaapje daar zuiver en zacht!
Dat wij ons nooit aan schijngeluk vergapen!
Wij zijn gelukkig, doch zonder pracht:
Een lief mooi meiske in deugd en eer,
Is alles wat ik voortaan nog begeer.

Economische liedjes (1781)

Schrijver: Aagje Deken
Inzender: Redactie, 15 november 2019


Geplaatst in de categorie: geboorte

4.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 4.377

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)