VERSCHEIDEN
Een aarzlend reiken
Naar de overzij,
Een angst, een wijken,
Een: neen niet míj,
Nog één gedachte,
Een snelle droom,
Over het zachte
Van bloem en boom,
Een laatst verlangen
Naar akkerland,
Hoe de appels hangen,
Het najaar brandt;
Dan het doorwaden,
Het nieuwe pad,
't In Licht zich baden,
De poort der stad…
Wat hij van de aarde
Als liefste buit
Voor zich bewaarde,
Hier spruit het uit.
De armen vol rozen
En gloeiend fruit,
Over dit blozen
Gesprenkeld kruid,
Bekranst de haren,
En warm de kin
Drukkend in de aren,
Zo treedt hij in.
Het Aardsche paradijs (1927) Sproken
Schrijver: Aart van der LeeuwInzender: Redactie, 2 maart 2013
Geplaatst in de categorie: afscheid