De vreemdeling
Laat mij alleen.
dit is de tweesprong onzer wegen.
gij hebt mij tot de verste rand geleid.
maar keer hier om, ween niet.
gij kunt de laatste tocht naast mij niet schrijden,
noch ik met u, gij gaat hem eens alleen.
gij zijt mij nochtans onverdeeld verpand:
ik heb uw bloed de donkre kus gegeven
van hen, die boven dood en leven
ontstegen zijn. ik ben hun afgezant.
ik beid uw komst.
wij zullen eens de zwarten wijn
van dood en donker uit één beker drinken,
wij zullen stromend in elkaar verzinken
en eeuwig zijn.
vaarwel.
ik keer niet weer.
maar gij komt zelve, later.
vaarwel. het water
roept voor de derde keer.
Gedichten (1941)
Schrijver: Hendrik MarsmanInzender: adm, 25 maart 2013
Geplaatst in de categorie: afscheid
overschreden wordt en bijkomende diepe dalende
gevoelens, die ik mag herkennen. Het is niet eng
daar, in het niemandsland, maar rustig.