Mijn jongske slaapt al zo lang
Mijn jonkske slaapt al zo lang
In stille kille hof;
Mijn stem van roepen is dof,
Mijn lippen verleerden hun zang.
's Nachts als ik slaap, slaat hij even
Zijn vakerige oogjes open,
Komt naar mij toegelopen
Om mij een kus te geven.
Vlijt zijn hoofdje naast mij,
Nestelt zich in mijn armen....
'k Mag hem koestren en warmen -
Mijn hart is zo blij daarbij!
'k Hoor weer vrolijk gaan
Door kamer en door gang
Zijn drukke trippelgang...
Voor 't speelgoed blijft hij staan.
De hele kamer wordt licht,
De wanden klaren en wijken;
De stralende sterren kijken
Naar mijn jongske's lief gezicht.
Dan wordt hij plotsling stil,
Ziet op naar hunne pracht
Of hij op antwoord wacht,
Of zich bezinnen wil.
O.... verder en verder gaan
Zijn vluchtende voetjes!... Ik hoor ze!....
'k Wil mee!... Maar de gouden toortsen
Der sterren zijn uitgegaan!
En 'k sta alleen in nacht,
Huivrend, troostloos en dof,
In stille kille hof,
Waar men mijn jongske bracht
Serena (1898)
Schrijver: Marie BoddaertInzender: adm, 29 mei 2013
Geplaatst in de categorie: verdriet