De Prikkels van het Leven.
De mens schept zich duizend behoeften,
Dat ligt in zijn werkzame geest,
Maar de een maakt hem schepper en koning
En de ander tot slaaf, ja tot beest.
Behoefte aan volmaking veredelt,
Behoefte aan ontwijding verneert;
De een put hier zijn kracht uit ontbering,
Waar de ander bij weelde verteert.
De rijkdom ligt niet in het 'hebben'.
De schat schuilt soms diep in 't gemoed;
Een vader van rijken en armen
Biedt weldaad in zuur en in zoet.
Hij legde in de vorming van 't schepsel
De zaden van geest en vernuft,
Hun stengel vraagt strijden en werken,
Hun bloem groeit licht ijdel en wuft.
Een zucht naar genot en genoegen -
Aan wie is ze t' enemaal vreemd!
Laas, dat men, om 't leven te grijpen,
De dood vaak ten handvatsel neemt.
Daar ligt op ons pad zo veel edels,
Dat ons naar iets hogers verwijst;
Gelukkig, wanneer daar van binnen
De prikkel van 't goede in ons rijst.
Daar kruipt in ons hart ook een wormpje,
Dat, klein, zijn ontstaan noô verraadt,
Maar dat ongemoeid tot een slang groeit,
Die vorm is de prikkel van 't kwaad.
De prikkels van 't goede te kweken,
Dat vordert elk blijvend genot,
De prikkels van 't kwade te doden,
Dat eist ons bestaan en ons lot.
Het goed brengt zijn eigen beloning,
Het kwaad is zich zelve ten straf:
Wie strijdt voor het goede in het leven,
Plant bloemen, die bloeien op 't graf.
1858.
Inzender: Redactie, 24 februari 2024
Geplaatst in de categorie: moraal