Als die daarboven
Wij allen zijn als die daarboven:
Wij leven zelden hier beneên;
Wij zien de volle korenschoven,
Geblakerd bouwland om ons heen; -
De blauwe lichtpracht van rivieren,
De gele bloemen aan de kant,
De vlucht van reigers en plevieren
Langs drassig moer en zandig strand; -
De meeuwen op de brede wieken,
Boven de duinpan, verontrust,
Wanneer, in 't vroegste morgenkrieken
De zee wordt zichtbaar aan de kust:
Dààr, tussen die twee laatste duinen,
Een strakke, grijsarduinen lijn,
Die straks, wanneer de neve'len ruimen,
Een blinkend blauw juweel zal zijn! -
Maar heilig licht, wordt gij aanbeden
In 't klare van de aardse dag;
Er is nog iets, dat wij-beneden,
Aanzien met heiliger ontzag:
Wanneer, o dag, uw duizend kleuren
Te nacht door duisters zijn gedempt,
Die sterren uit de afgrond beuren
Dan - door geen ander overstemd -
Zingt ons van die bestarnde sferen
Verlangens lokkend, eeuwig lied...
Hoger dan dat steeg ons begeren,
Bevredigender werd ons niet.
Inzender: Redactie, 25 augustus 2014
Geplaatst in de categorie: mystiek