Mijn ziel was éens gelijk aan de' opgesprongen krater
Mijn ziel was éens gelijk aan de' opgesprongen krater,
Die steden zet in gloed met nooit-vermoede brand,
Dan terugkeert tot de rust, maar voeden blijft voor later,
Diep, het inwendig vuur onder geteisterd land.
Waar éens de vlammenbrand deed daavren 't zwaar gevaarte,
Gapen met brede wond de bergwand in zijn flank
Ligt thans het rustig meer, dat spiegelt in zijn klaarte
De eeuw'ge loop der zon, der wolken vluchtig blank.
Maar ónder blijft het vuur en de aard, na eeuwen zwijgen,
De oude verwoestingsmacht op 't onverwachtste toont -
Zo blijft, naar buite' in rust, in mij, inwendig dreigen
Het nooit bedwongen vuur, dat in mijn diepten woont....
Inzender: Redactie, 20 november 2014
Geplaatst in de categorie: individu