Levensloon
Ik neem het rijke levensloon
Van elke blije dag,
Als Gij mij reikt het gulden schoon
Van uwe mond en lach.
De dag verglijdt in stille glans
Bij mijn verholen droom,
Mijn ogen zien ten verre trans,
Of reeds de avond koom’.
Ik keer, als groot de zonne poost
En dag en werk zich sloot,
Waar Gij mij geeft zo wond’re troost,
Lijk van de vrome dood.
Ik keer, waar ik U immer vond
Ten wijde avondtijd,
Ik geef mijn mond aan uwe mond,
Waar Gij mij immer beidt.
Ik leef mijn rijzend levensjaar
Van wat uw liefde bood:
Want liefde , zo bezonken-klaar,
Is ’t rijpste levensbrood.
Nagelaten verzen
Schrijver: Johan van 't LindenhoutInzender: Redactie, 19 december 2014
Geplaatst in de categorie: liefde