inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1804 - 1859

poëzie (nr. 2.714):

LIEFDE

Wat in u mij zo heeft bekoord,
Vóor nog uw ziel in enig woord
Was uitgebroken
Voor gij me nog, met maagdenlach,
Een buiging bood, een goeden-dag,
Zacht uitgesproken;

Wat in u mij het meeste trof,
Als ik u, in dien rozenhof,
Het eerst ontmoette,
En u, met half verwonnen hart,
Met droeve lust, met zoete smart,
Aanschouwde en groette?

Wat anders, dan uw bleek gelaat?
Geen levend wangeninkarnaat,
Geen purpren lippen,
Geen gloeiende ogenflonkering
Deed, aan d'ontroerde jongeling,
Een zucht ontglippen.

Het was die zweem van treurigheid,
Die wang met lelies overspreid,
Die me innig griefde.
0 neen! Geen bruisend driftgewoel
Maar medelij', vol teer gevoel,
Dàt was mij liefde.

Schrijver: Prudens van Duyse
Inzender: Redactie, 28 juni 2015


Geplaatst in de categorie: liefde

4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 564

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)