AAN JUFFROUW SUZANNA BORMANS, ZIEK ZIJNDE
O Lenteroos, hoe zijn uw bladen
Dus slap, hoe hangt u 't hooft zo neer,
Dat koorts, met zilvren dauw beladen,
Kon strijken aller bloemen eer?
Waarom is schoonheid juist zo teer?
Waar is dat blozend rood geweken,
Dat aangename rozenbloed,
't Geen eedle zielen kon ontsteken,
Om uwe waarde, in minnegloed?
Waar vliegt dat heen met zulk een spoed?
Maar 't geen zo haastig werd benomen,
Of ik bedrieg mij in mijn waan,
Kan ook zo haastig wederkomen.
De zon, hoe snel in 't ondergaan,
Komt 's morgens sneller opgestaan.
Ik zie alreeds u weder blozen,
'K zie al uw luister weergekeerd,
Terwijl gij boven alle rozen,
Gelijk voorhene triomfeert,
Daar elk opnieuw uw schoonheid eert.
Gedichten (1685)
Schrijver: J. Antonides van der GoesInzender: Redactie, 1 maart 2016
Geplaatst in de categorie: ziekte