inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1811 - 1879

poëzie (nr. 2.933):

Mode.

Een fee, die opwelt uit de vloed
Van wulpse zotternijen;
Een dwinglandes, die aan haar voet
De wereld neer doet vlijen.
Een zonderling vernuftig dier,
Dat nooit zich zelve rust geeft,
Vorstin en tevens kamenier,
Die in caprices lust heeft.
Een plaaggeest en een vleieres,
Met rozen op de wangen;
Een dartel ding - een oude bes,
Al naar de bordjes hangen.
Een pijnigster van lijf en leên,
Een bron van vele kwalen,
Een engel vol lieftalligheên,
Een zon met tal van stralen.
Een wicht, dat met de Franse slag
Van 't oude nieuw kan maken;
Een geldwolvin, die 't wee en ach
Door duizenden doet slaken.
Een rapsodie van grol en gril,
Die smaak en wansmaak duldde,
Die slaven ketent aan haar wil
En nijvre handen vulde.
Een kind, dat slechts op 't morgen denkt
En 't gisteren belachte;
Een gast, die moeder zorgen schenkt
En vaders zucht verachtte.

Maar - 't helpt wat of een oude pruik
Zich zet om 't ding te veetren.
Want och, ook ik loop in de fuik, -
Kan ik de boel verbeetren!?

1853.

Schrijver: W.J. van Zeggelen
Inzender: Redactie, 4 juni 2016


Geplaatst in de categorie: psychologie

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 540

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)