inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 2.982):

DE WILDE WIND

Door ‘t haaghout raamt
de wilde wind,
verblind,
zijn reuzensprongen:
en al dat ooit
hem tegenstaat
verlaat
hij, losgewrongen.

Gebogen hier,
gebroken daar,
malkaar
de bomen schenden;
die, scheurende uit
de gronde, huis
en thuis
de gruw inzenden.

Nu maalt hij hout
en stof en steen
dooreen,
en roert daaronder,
met gramme, en al
te hol, te dol
gegrol,
zijn stemmendonder.

Hij steent gelijk
een stier, die raast
en blaast;
die, al ten bloede,
zijn hoornen in
de bomen steekt,
en breekt,
van louter woede.

Hoe schommelt en
hoe rommelt hij,
voorbij
de bos, gebezen!...
Wie durft er, als
zo'n wilde wind
begint
onwaakzaam wezen?

-------------------------------------------------------
bijzen (bees, gebezen) - schommelen, stormen, vliegen

Rijmsnoer I (1887)

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: Redactie, 2 oktober 2016


Geplaatst in de categorie: natuur

4.0 met 8 stemmen aantal keer bekeken 2.207

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)