inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1859 - 1941

poëzie (nr. 3.081):

DICHTERWIJDING

In donzen dromen zonk de blonde knaap.

D'arm boven 't hoofd, glimlachende in zijn slaap,
Lag in zijn lokken 't blanke godenkind.
Door 't open venster woei de lentewind,
Vol zoele geur van bloemen en van gras.
De lucht was licht, of ze àl van zilver was.

Toen zweefde een engel door 't omloverd raam
En vouwde op 't blanke bed de vleugels saam
En raakte 't hoofd van wie daar lag zo kalm,
Heel zacht, heel even met een gouden palm
En liet een schat van rozen, wit en rood,
De jonge dromer reegnen in de schoot,
En kuste zacht zijn zijig lokkenblond,
Zijn edel voorhoofd en zijn rode mond.
En toen hij heenvloog in de Meienacht,
Liet hij die bloemen en een vleugelschacht.

En toen de knaap ontwaakte in 't morgenlicht,
Schreef met die veder hij zijn eerst gedicht
Dat klonk zo zoet, 't leek wel gemaakt te zijn
Van rozendromen en van maneschijn.

En rein als de engel, die de vleugelschacht
Hem had gelaten, in die lentenacht,
Bleef 't lied des dichters, heel zijn leven lang,
Van 't eerste kwelen tot de zwanenzang.
En wie daar luistrende aan zijn lippen hing,
Was 't of de poort der heemlen openging,
Vol goudlicht en muziek; maar geen verstond
Het zoet geheim der heil'ge wijdingsstond.
En hij zei nooit wie hem zijn gave gaf,
Maar nam de engelveder mede in 't graf.

Schrijver: Helene Swarth
Inzender: Redactie, 30 januari 2017


Geplaatst in de categorie: literatuur

5.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 365

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)