inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1735 - 1813

poëzie (nr. 3.328):

De klagende vrouw

Wijs: Meent gij, dan jonge, Lizette!



Heeft er iemand stof tot klagen,
Ik heb daar wel reden toe,
Want mijn man komt alle dagen
(ô Wat ben ik droef te moe)
Als eens slet langs straat gestreken,
'k Heb al lang weer uitgekeken,
Maar hij komt hij komt nog niet.
Ach wat doet hij mij verdriet.
Ach wat doet hij mij verdriet.

Door 't verlopen van de nering
Raakte hij eens van het pad,
Dat ik juist ook mijn vertering
Niet heel nauw genomen had.
't Ergst van alle de ongelukken,
Die daardoor mijn huis nu drukken.
Is, o bittre boezemsmart!
Dat ik knaging voel in 't hart.
Dat ik knaging voel in 't hart.

ô Wat hoor ik daar een leven,
Om het hoekje van die straat,
'k Zal mij daar eens heen begeven,
Pieter ach! wat wordt het laat.
Goede Hemel! kan ik 't dragen,
Ach! mijn Pieter op een wagen.
Vast gebonden als een zwijn.
Mocht ik de oorzaak maar niet zijn.
Mocht ik de oorzaak maar niet zijn.

Volks-lieden-boek (1785)

Schrijver: Adriaan Loosjes
Inzender: Redactie, 16 januari 2018


Geplaatst in de categorie: drank

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 423

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)