inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1922

poëzie (nr. 96):

Liedje

Ik heb bij een korenveld gestaan.
Ik heb de handen uitgestrekt
Naar het goud van het golvende graan.
O! dat ik die vreugde grijpen kon
Van het golvende graan in de gouden zon!
Ik heb de handen uitgestrekt
Naar de vreugd van het gouden graan.

Ik heb in het blanke maanlicht gestaan.
Ik hief verlangende blikken omhoog
Naar de glans van de zilveren maan.
Ik hief het smekende aangezicht
Naar de stille rust van het manelicht.
O! dat ik de vrede grijpen kon
Van die rustig stralende maan.

Ik hoorde des avonds de nachtegaal slaan.
Ik strekte de dorstige lippen uit
Naar de klanken, die stervend vergaan,
Naar de golvende stromen van jubelende klank,
Naar de zoete weemoedige liefdezang.
O! dat ik de weelde drinken kon
Der klanken, die stervend vergaan!

Schrijver: Jacqueline van der Waals
Inzender: T.B., 19 juni 2002


Geplaatst in de categorie: natuur

3.4 met 19 stemmen aantal keer bekeken 3.010

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)