Maar dan - want nooit kan sterven, wat eens diep
Maar dan - want nooit kan sterven, wat eens diep,
Diep uit tijdeloze afgrond van mijn Wezen
Naar 't golvend vlak van 't schijn-Ik is gerezen,
Maar 't zinkt naar de oorsprong, waar het heilig sliep,
Tot verre^herrinering het wakker riep
Naar schomm'lende balans van hoop en vrezen:
Dus vind ik 't, als 'k van 't leven ben genezen,
Dat wereldschijn uit smart en sterren schiep.
Zoals 'k me vaak, door 't Zelfbesef verlaten,
Om lege werklijkheid van drukke straten
Met stille Poolster troost, al zie 'k hem niet,
Zo voel 'k na dood van liefde en moeder, beiden,
Van heel ver in mijn denken binnenglijden
De rust van Mahler's Kindertodtenlied.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
dit sonnet is het 5e in de cyclus: Bevrijding
Brahman, deel I, p. 57(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: Redactie, 17 oktober 2020
Geplaatst in de categorie: vrijheid