inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 4.955):

EGO FLOS

Ik ben een blomme
en bloeie vóór uwe ogen,
geweldig zonnelicht,
dat, eeuwig onontaard,
mij, nietig schepselken,
in 't leven wilt gedogen
en, na dit leven, mij
het eeuwig leven spaart.

Ik ben een blomme
en doe des morgens open,
des avonds toe mijn blad,
om beurtelings, nadien,
wanneer gij, zonne, zult,
heropgestaan, mij nopen,
te ontwaken nog eens of
mijn hoofd de slaap te biên.

Mijn leven is
uw licht: mijn doen, mijn derven,
mijn' hope, mijn geluk
mijn enigste en mijn al;
wat kan ik, zonder u,
als eeuwig, eeuwig sterven;
wat heb ik, zonder u,
dat ik beminnen zal?

'k Ben ver van u,
ofschoon gij, zoete bronne
van al dat leven is
of immer leven doet,
mij naast van al genaakt
en zendt, o lieve zonne,
tot in mijn diepste diep
uw aldoorgaande gloed.

Haalt op, haalt af!...
ontbindt mijn aardse boeien:
ontwortelt mij, ontdelft
mij!,.. Henen laat mij,... laat
daar 't altijd zomer is
en zonnelicht mij spoeien
en daar gij, eeuwige, éne,
alschone blomme, staat.

Laat alles zijn
voorbij, gedaan, verleden,
dat afscheid tussen ons
en diepe kloven spant;
laat morgen, avond, al
dat heenmoet, henentreden,
laat uw oneindig licht
mij zien, in 't Vaderland!

Dan zal ik vóór....
o neen, niet vóór uwe ogen
maar naast u, nevens u,
maar in u bloeien zaan;
zo gij mij, schepselken,
in 't leven wilt gedogen;
zo in uw eeuwig licht
me gij laat binnengaan!

Laatste Verzen(17/11/1898)

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: Redactie, 21 mei 2023


Geplaatst in de categorie: religie

3.0 met 24 stemmen aantal keer bekeken 3.273

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)