'K voel mij de mens niet meer dan 't dier verwant
'K voel mij de mens niet meer dan 't dier verwant:
Mijn voortijd eer 'k in kunstige infuzoren;
'K vervloei, hen ziende, in schem'ring vreemd verloren,
Waaruit tot mijn ziel Brahman is ontbrand;
De vonkjes eer 'k, uit wier heilig verband
Ik ben, een vlam, meer dan hun som, geboren,
Zoals een Boeddhabeeld, dat als een toren
Over de wereld ziet, uit korrels zand.
En de eiken aai 'k: zij voor mij aaiend reiken
Naar Brahman's zon, die hen, mijn waaiende eiken,
Vroeg 's morgens, 's avonds 't laatst bediadeemt:
Niets dierlijks, mens'lijks, ja - want Brahman ken ik
Als 't wereld denkend Ene, en Brahman ben ik -
Mij is, Zijn Zelfbesef, niets godlijks vreemd.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
dit sonnet is het 12e in de cyclus: Bevrijding
Brahman, deel I, pag. 64(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: Redactie, 9 augustus 2021
Geplaatst in de categorie: vrijheid