En als de storm 't zwiepende weefgetouw
En als de storm 't zwiepende weefgetouw
Vastmokert op nachtlijke vastelanden,
En wereldzeeën blauw en goud doet branden
Onder zijn spoel, een streep van goud en blauw,
En dan voor de ingang van cyklopenbouw,
Een berg elk rotsblok met duiz'lende wanden,
Tot groet aan morgenzon met trotse handen
Zijn regenboog zich omsjerpt, hel op grauw -
Dan voel 'k, boven werklijkheidswaan gerezen,
Mij als de Zelfontplooiing van Gods Wezen,
En mijn ekstaze weet: Ik ben 't, die werp
In dond'rend heen en weer langs gouden banen
De bliksem over flikk'rende oceanen;
Ik ben de storm, zijn weefgetouw, zijn sjerp.
-----------------------------------
uit: Brahman, deel I, pag. 65
dit sonnet is het 13e in de cyclus: Bevrijding(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: Redactie, 24 mei 2021
Geplaatst in de categorie: vrijheid