inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808-1858

poëzie (nr. 3.927):

De Vogels

Een fikse vogel
Gaat bijna zo gauw als een kogel;
Doch in zijn kooi
Vliegt hij nooit zo ver of zo mooi.

Zijn jassen en japonnen, enfin al zijn kleren,
Noemt een vogel: 'mijn veren';
En een kanarie heeft heel veel
Van een jonge juffrouw in 't geel.

Om een vogel aan 't spit te kunnen hangen,
Moet men hem maar eerst zien te krijgen of te vangen.
Vogels zitten dikwijls op hun uiterste gemak
Met hun ene been op een hoge, dunne tak;
't Geen onder vette koeien en dieren van die aard
De grootste verwondering en afgunst baart.

Op zwart zaad
Is een vogel ontzaggelijk kwaad,
En hij zou een vinkenbaan,
Als hij naar zijn gemoed te werk ging, wel aan duigen willen slaan.
Doch onder zijn grootste ongelukken
Rekent hij de handel in broekjes en krukken.

Een vogel vliegt soms dag en nacht;
Doch hij wordt er ook vroeg voor opgebracht.


- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
* vinkenbaan - terrein dat erop ingericht is om er vinken te vangen
* broek - bepaalde veren bij vogels
* kruk - stuk hout als zitplaats voor een gevangen vogel

Schrijver: Gerrit van de Linde
Inzender: Redactie, 23 juni 2020


Geplaatst in de categorie: dieren

2.0 met 14 stemmen aantal keer bekeken 2.325

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)