De bleke jongeling
't Avondt. Aan de westertrans
Zinkt, in goud gehuld en glans,
Statig 't zonnelicht ter neer
In de schoot van 't wieglend meer,
Dat, als bloosde 't van verlangen,
Om het in zijn bed te ontvangen,
Inkarnaat* voelt gloeien op zijn wangen.
't Avondt. Door het heidekruid
Suist als aeoolsharpgeluid*
't Windeke en kust zo zacht
Al de bloempjes goedenacht.
't Orgelend lied der vooglen-kelen
Zwijgt in 't lover der abelen,
't Sjirpend krekeltje in de struwelen.
't Avondt. Aan de zoom van 't meer
Zit een bleke jongeling neer.
't Donker oog, naar 't west gericht,
Volgt het scheidend zonnelicht.
Tranen aan dat oog ontleken,
Die van grievend lijden spreken,
Lijden, - dat een jongelingshart doet breken.
't Nacht. En lange reeds verdronk
Ook de laatste zonnevonk.
Duisternis als van het graf
Daalde op meer en velden af.
Slechts het suizen van de blaren
Hoort men en 't geruis der baren. -
Immer blijft de jongeling vóór zich staren.
't Morgent. En een maagdlijk blond
Verft in 't oost de horizont.
't Blond verzilvert. 't Zilver smelt
Tot een goudzee. Trots ontsnelt
't Vlammend zonvuur aan de kimmen.
Damp en nevelen verglimmen
Straks tot purper bij zijn opwaartsklimmen.
't Morgent. Aan de zoom van 't meer
Zit nog steeds de jongeling neer,
't Bleek gelaat naar 't west gericht.
Maar zijn oog is blind voor 't licht,
Voor de bloemen, weer ontloken.
Opgehouden heeft te koken
's Jongelings bloed. - Zijn harte was gebroken.
--------------------------------------------------------
Naar het Litouws van Joh. Plutzkow, 1851
--------------------------------------------------------
Snikken en Grimlachjes, 1867
inkarnaat - vleeskleur(ig), hoogrood
aeoolsharp - harp die geluid maakt door de wind
Inzender: Redactie, 29 maart 2022
Geplaatst in de categorie: verdriet