inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1877 - 1924

poëzie (nr. 511):

De beukenhaag

Langs de uitgetreden duistre weg
Bouwt, om de tuinen te versperren,
De oude ruige beukenheg
Haar zwarte wal tegen de sterren,-
Het dorre hout ruist in de nacht
Als een eindeloze klacht.

Van onder kaal en afgetrapt,
Vol puisten aan haar arme stammen,
Is zij aan alle kant gekapt
En wuift geen tak meer uit haar kammen,-
Van buiten is zij gladgesnoeid,
Van binnen is zij kromgegroeid.

Maar in de stoppelen verward,
In al haar kronkelhout verholen,
Hangt, als een eenzaam donker hart,
Nog een verlaten nest verscholen,-
Daar zat een mooie lentedag
Een liedje in, dat niemand zag.

En elke mei keert haar geloof
Terug aan 't eeuwig groene leven,
En vol van bloot en teder loof
Staat zij weer in de zon te beven,-
Doch kiemt en geurt en wuift zij weer,
De tuinman snoeit en snijdt haar neer.

Zo staan zij eender allemaal,
Geknipt, gekapt en afgeschoren -
En toch is elke stronk eenmaal
Uit een beukenboom geboren,-
En geen van hen wordt immer groot,
En geen van hen gaat immer dood.

En ginder staat het zwart en zwaar
Kasteel van duizend duistre twijgen,
Staat de oude trotse beukelaar
Alleen in 't starrenlicht te zwijgen,-
Zijn machtig mateloos gevaart'
Droomt van de hemel en de aard.

Wij groeien op een slechte grond
Met onze machteloze wensen --
O haag wij zijn als gij gewond:
Geknotte en geschonden mensen!
Een donkre wal staan we in de nacht,
En door ons hart huivert het zacht.

Stilte en strijd(1909)

Schrijver: C.S. Adama van Scheltema
Inzender: Lena, 25 augustus 2004


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 1.662

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)