HET ELFDE SONNET VAN DE SCHOONHEID
poëzie
O rijpe boezem wit die voor mijn ogen stadig
Zo liefelijke zweeft, gelijk de wederschijn
Van d'allerwitste sneeuw aan d'oorsprong van de Rijn -
Maar uwe schimmering, o zwakke ogen schadig!
Met maagdelijke melk verschijnen daar beladig
Twee zilver dopkens rond, op elk staat een robijn,
't Zijn appelkens gelijk…