Wat is dat toch een leventje van u,
Alles te doen met uwe kleine handjes,
Zo klein en fijn weglopende in de randjes
Der mouwtjes, die weghouden in schaduw
Uw armpjes, die zo warmpjes en zo luw
Ligge' aan uw lichaam; en uw kleine tandjes,
Zij knabblen al wat komt over de randjes
Van uwe…
En in de lucht des vochte ochtends hangen
De laatste dunne blaad'ren van het jaar,
Als in het zwarte takkennet gevangen,
Met fijne glans van kleuren naast elkaar.
Zo louterde de pracht zich van de lange
En luide lichttijd en de brede schaar
Van groengedoste bomen, tot die bange
En tere lichtkleur van het late jaar.
Die blaadren…
O dooi-wind, dooi-wind, dooi, o wind, o dooi!
Gij die van ’t zuiden aanvliegt, maak, o maak
Dat al, wat stokte, weer op gang geraak’,
Dat al wat dor is, word’ weer mooi!
- Ik ruik de geur alreê van gras en hooi
Uit gras en zooi – en dat weer ’t al ontwaak
Tot nieuwe muziek en zangerig vermaak,
Dat ook ikzelf uit kille koude ontdooi!
Ik zie…
Des daags scheen ’t helle licht uit ’t volop-blauw
En flikkerde op het water, en de stenen
Van huizen en straten waren wit beschenen
En grijs bestrepeld met der takken schauw*,
En in de ganse stad waren door-énen
De warmte en schaduw, ’t zonne-licht en kou,
En waar de warmte lag in de luwte lauw
Woei felle wind om huizen-hoeken henen.
Wit…
En onder 't zuiver-gele gas-licht blozen
Blanke arme' en halze', en glanst het gouden haar,
En kruise' of spreiden zich in roze hozen
De fijne slanke benen, paar naast paar.
De blouse' omsluite' in veler-hande posen
De lichamen, die groeiden jaar en jaar
Tot schoot en boezem konden voede' en kozen
Wat in haar groei' met pijn en lijfs-gevaar…