Motten
Er waren twee motten
Één van hen dacht,
die zotte complotten,
‘k wil niet worden bedot
‘t vloog hem zelfs naar de strot
Hoe hun vriendschap toen vlotte?
Want zij had van hem een verbod
op ‘t andere nieuws
Maar hij was niet van de botte
En zij wou niet dat ‘t ging rotte
Ze badderden, fladderden
en zij dacht aan gaten in truien
en sokken en stoppen
De motten, ze namen tenslotte
dotten vol wol
zonder gemijn of gedijn
gekwijn of gedrein
zonder samen op één lijn
zonder te potten
vlogen, na acht, ‘s nachts
goedlachs, vederlicht elk een kant zonder te botsen
Geplaatst in de categorie: vriendschap